FRIE J. JACOBS

Text

Stille wenken: de grafische partituren van Frie J. Jacobs

© Frie J. Jacobs, 

all rights reserved

‘Pas op!’ Ik ben nog maar vijf minuten binnen in het huis van kunstenaar Frie J. Jacobs in Zoersel als hij me al waarschuwt voor wat komen gaat. ‘Als ik aan het praten ben, neem ik elke afslag die er maar te nemen valt.’ Dat klopt, blijkt al snel. Ons gesprek meandert van bocht naar bocht. Jacobs spreekt, zoals hij ook zijn werk creëert: luisterend naar het moment, zonder groots, vooropgezet plan. Daarna veegt hij, gomt of schaaft tot alleen de kern overblijft. En zo komt ook ons gesprek, bocht na bocht, steeds dichter bij de essentie van zijn werk: dat wat we niet gezegd krijgen. ‘Ik denk echt dat het zo is,’ verzucht hij, terwijl hij nog maar eens naar woorden tast. ‘Ik zoek naar een taal voor de taal, een taal die er altijd al was, maar waarmee we het contact zijn kwijtgeraakt.’ 


Die zoektocht onderneemt hij met wat de natuur aandient: lucht, water, vuur en aarde. Op de grote tafel in zijn atelier staan potjes vol bloemzaden, meeldraden, pluisjes, takjes en dennennaalden. Wat pigmenten en een pot boekbinderslijm. Niet toevallig opent een groot schuifraam naar de tuin, het belangrijkste deel van zijn atelier. Daar mag de tijd haar werk doen. Soms door te regenen op het blad. Soms door rook en wind op het canvas te doen landen.


Jacobs trekt de ene na de andere grafische partituur uit de kast, een belangrijk onderdeel van zijn werk. Is het muziek? Is het beeldende kunst? Lijnen golven van links naar rechts over het blad, zaden zweven als muzieknoten doorheen het wit. Grijze wolken van rook suggereren klankstromen, druppels kersensap of kleine partikels roest tikken een onhoorbare maatslag. Hier en daar een muzikaal symbool. Soms een kleine aanwijzing voor de uitvoerder. 


Terwijl ik naar Jacobs’ partituren kijk, begint er gaandeweg iets te klinken in mijn oren: stil en bijna onmerkbaar. Een fluisterende stem. Een uitnodiging, zo voelt het, om te luisteren naar wat onhoorbaar is. Mijn oren zoomen in, mijn verbeelding maakt muziek. En tegelijkertijd trekken mijn ogen me als vanzelf weer het witte blad in. Mijn zintuigen ondernemen een dans, zo merk ik: ogen beginnen te luisteren en oren beginnen te kijken. Geen knallende forte’s, geen overdonderende kleuren. Jacobs’ partituren eren het kleine en het stille. ‘Ja, daar begint het voor mij,’ beaamt Jacobs. ‘Al mijn partituren worden geboren uit stilte.’


In je jeugd was het nochtans zelden stil.

‘Mijn vader was cellist. Dus bij ons was er altijd muziek in huis. Ik genoot daar heel erg van. Ik herinner me hoe ik vaak lag te luisteren in mijn bed, naar wat ze beneden, in onze huiskamer, aan het repeteren waren. Mijn vader wilde heel graag dat ik muzikant zou worden. Ik deed muziekschool en ik speelde bastuba – niet geheel onverdienstelijk. Maar de muziek was niet mijn weg. Dat was de beeldende kunst.’


Luister je vaak naar muziek?

‘Als ik aan het werken ben, luister ik zelden naar muziek. Heel soms, maar dan het liefst naar muziek die de stilte aanraakt: muziek zonder ballast. Er is zoveel herrie in deze wereld. Mensen kunnen blijkbaar nog heel moeilijk zonder. Ik denk dat dat een vlucht is, weg van de stilte die ons confronteert. Voor mij is die stilte juist een bron. Ik wandel bijna alle dagen in het bos. Ik luister dan naar de wind, naar de vogels, naar het kraken van de takken. De klank van de natuur kan zo overweldigend schoon zijn.’


Hoe werden de stilte en de natuur jouw inspiratiebronnen?

‘Als kunstenaar moet je, net als een muzikant, op zoek naar wat ‘jouw toon’ is: de manier waarop jij je instrument laat klinken. Ik heb als jonge kunstenaar vanalles en nog wat gemaakt. Ik heb mij als het ware leeggetekend, tot ik op een gegeven moment voelde ik dat ik alles moest weggooien. Alles loslaten en zien wat er dan gebeurt. Het werken met natuurlijke materialen is vanaf dan heel langzaamaan in mijn werk geslopen. Weet je, elke vorm, elke kleur is al in onze natuur aanwezig. Dat is toch fenomenaal? Daar kan ik als kunstenaar niets aan toevoegen.’


En de grafische partituren, hoe ben je daarmee begonnen?

‘Grafische partituren zijn natuurlijk niet mijn uitvinding. Die vorm was er al veel eerder. Zelfs in de periode van Dada, in het begin van de twintigste eeuw, experimenteerden kunstenaars er al mee. Zij wilden de grenzen tussen de kunsten in vraag stellen en grafische partituren waren één manier om dat te doen. Later, in de jaren vijftig en zestig zijn ook componisten zoals John Cage met grafische partituren beginnen werken. Ze maakten zo een opening voor de uitvoerders: die mochten vrij improviseren. Ik weet eigenlijk niet meer waarom ik zelf grafische partituren ben beginnen maken. Maar dat is wel vaker zo: al mijn werk komt voort uit intuïtie, niet uit een theorie of een bepaald plan. Die vorm was er opeens en hij sprak me onmiddellijk heel erg aan. Mijn eerste partituur maakte ik in 1993, met boterbloempjes: Ranunculus (opera for buttercups). En het was meteen een opera (lacht)!’


Je maakt partituren. Zie je jezelf dan als een componist?

‘Nee, absoluut niet. Of toch niet in de klassieke zin van het woord. Ik maak geen muziek, ik maak beelden. Ik heb ook geen vooraf vastgelegd idee over hoe een bepaalde partituur zou moeten klinken. De muzikant heeft daarin alle vrijheid. Zo een partituur spreekt, of spreekt niet – dat moeten we aan de muzikant laten. Ik hoor die partituren ook zelf niet als ik ze aan het maken ben. Ze ontstaan uit de stilte en uit het observeren van de natuur.’


Is het belangrijk voor jou dat je partituren uitgevoerd worden door muzikanten? 

‘Ik ben enorm blij dat tijdens Musica Divina muzikanten aan de slag zullen gaan met mijn partituren en ook eerdere verklankingen hebben me heel gelukkig gemaakt. Maar anderzijds, in al die jaren dat mijn partituren niet gespeeld zijn, ben ik toch niet gestopt met ze te maken. Dan blijven die partituren gewoon visuele kunstwerken, die een soort uitnodiging in zich dragen naar de toeschouwer toe: dit kan muziek worden.’


Wanneer Jacobs’ partituren gespeeld worden, strekken ze zich uit in de tijd: ze worden tijd, muzikale performances met een begin, een midden en een einde. Ongespeeld herbergen ze gestolde tijd: de tijd die nodig was om de partituur te maken, de tijd die de natuur nodig had om de ingrediënten ervan te laten groeien. Daartussen – precies daartussen – bevindt zich de stille wenk van Jacobs’ grafische partituren: als een uitgestrekte hand. Ik rijd naar huis met een hoofd vol muziek. Uitnodiging geaccepteerd.


Annemarie Peeters

BRIESJES VAN VERBEELDING IN VISUELE PARTITUREN

“And in the naked light, I saw / ten thousand people, maybe more / people talking without speaking / people hearing without listening / people writing songs that voices never shared / no one dared / disturb the sound of silence.” Paul Simon probeerde al eens de stilte geluid te geven in een song. Het gaat in zijn lied om de stilte die valt wanneer mensen emotioneel niet met elkaar kunnen communiceren. Niet weten wat te zeggen en de stilte om te snijden is zo hard. Frie J. Jacobs roert in zijn werk een ander soort stilte aan. Een stilte die zacht is als het geruis van de wind, hoewel stilte een geluid van niets heeft. Stilte is het wit van het papier dat Jacobs voor zijn tekeningen gebruikt. Zodra hij daar een lijn op zet heeft de stilte geluid, heeft het een middel te spreken. “Silence is the canvas on which I paint my music”, zei componist Morton Feldman hem voor. Dus zoekt Jacobs naar een taal voor de taal, een taal die er altijd was, maar waarmee we het contact zijn kwijtgeraakt. Die zoektocht schuurt echter wel aan tegen wat Simon verklankt.

De stilte traceren dat is wat Frie Jacobs doet. Geluidloosheid opsporen. En dan de rust uittekenen. Stilte is iets dat node wordt gezocht. Nauwelijks nog te vinden, hier. Op deze plek in de westerse wereld. En in de westerse mens zelf. Eens heb ik het gevonden in een klooster. Nu verlaten door de monniken en ingenomen door een nieuwe lichting. Is de stilte gebleven of is deze mee vertrokken naar elders? Ik ben onwetend wanneer ik niet terugkeer naar daar, en de rust zoek van de overleden broeders in hun graven. Op die plek toen daar heb ik het geluid van stilte ervaren, het niets zonder geluid.
















Het geluid van niets is dus stilte. Dat is maar moeilijk te bevatten, het niets. Daar is nauwelijks mee om te gaan, daarom heeft de mens geluid verzonnen. Een gesproken woord om de stilte te doorbreken, de leegte te vullen. Een schreeuw uit onzekerheid. Een roep om het zijn aan te geven, gillend het bestaan te bevestigen. Om de stilte uit te drukken, geluid te geven, zichtbaar te maken, heeft Frie J. Jacobs een beeldende taal gevonden. Er is onhoorbaar een lichte golfbeweging in de natuurkundige atmosfeer, dat fluisterend de stilte zwijgt. Dat heeft Jacobs nagegaan en afgetekend. Die klanken krijgen vorm in zijn tekeningen. Geluid kan geregistreerd en genoteerd worden. In de opvatting van deze kunstenaar kan aldus ook de stilte opgeschreven worden. Zo kan de stilte tot klinken worden gebracht, tot een muziekstuk worden gevormd.

De quote van Feldman op de eerste bladzij van zijn boek ‘Tracing stillness, visuele partituren’ staat symbool en is kenmerkend voor het werk van Frie Jacobs. Dat canvas is het papier, het schilderen is zijn tekenen, maar de stilte is universeel. In zijn werkstukken houdt de kunstenaar wel de strakke lijn van de notenbalk aan. Dartelt dan door de lijnen heen, boven en onder, er tussendoor, maar blijft de weg van begin tot eind netjes volgen. Van intro tot finale. Van opmaat tot afslag. In die orde staat voor Jacobs weinig vast. Eerst is er nog regelmaat in het verwerken van plantendelen, wanneer hij in de zoektocht naar de juiste vorm en uitdrukking de idee van het notenschrift los-vast volgt. Dan maken stengels en bloemen nog de notering. Later bij het vinden van duidelijkheid laat hij die onregelmatige regelmaat los en stelt de tijd aan als dirigent, vuur en water als het orkest.























Er klinkt echter geen muziek, zoals de (normale) partituur ook een levenloos stil bedrukt papier is. Het komt dan tot leven wanneer de dirigent aftikt en de musici de instrumenten volgens voorschrift laten klinken. Bij de visuele partituur van Jacobs ben ik de dirigent, laat ik de verwaaide noten klinken in mijn hoofd. Denkend aan een klanklandschap hoor ik de vogels fluiten en insecten zoemen, de wind laat zich langs de takken horen, water kabbelt door de beek. Ik geef de stilte geluid, er vormt zich in mijn hoofd een soundscape. Annemarie Peeters schrijft dat in haar interview met de kunstenaar zo beeldend: ogen beginnen te luisteren en oren beginnen te kijken. Zo beschouw ik de composities van Jacobs. Stil voor mij uit, maar in gedachten klinken de cimbalen en slaat de trom.

Het notenschrift is een ordelijke aanwijzing, hoe de muziek moet klinken volgens de componist. Met richtlijnen voor dirigent en muzikant. Maar deze kunnen weinig kanten op dan nauwkeurig de instructie op te volgen. Het gevoel bij het spel kan echter wel een persoonlijke tint krijgen, los van de tempoaanduiding. Waar bijvoorbeeld zeer levendig staat, allegro con brio, zou de dirigent gematigd, allegro moderato, kunnen laten spelen. Maar de compositie klinkt in iedere vorm zoals het bedoeld is. Pas wanneer er een arrangement wordt gemaakt kan er van de rechte weg worden afgeweken. Hoe de partituur van Jacobs klinkt is aan de muzikant. De kunstenaar heeft niets voorgeschreven, niets aangegeven als handleiding of vingerwijzing. Het is een aanzet zoals Philip Glass dat in zijn werk heeft gedaan. Daarop kan de muzikant verder improviseren. Jacobs heeft zelf bij het componeren ook geen klanken gehoord. Heeft het werk benaderd als een kunstwerk, het is stil, een registratie van de stilte. Hij noteert de stilte die pas tot klinken komt wanneer de muzikant er de ogen en oren op los laat. Het zal Jacobs verrassen.






















Zo worden ook wel klankbeelden gemaakt bij bestaande schilderijen. Een interpretatie van kleur en vlak in noot en toon. Hoe klinkt een afbeelding. Maar Jacobs heeft toch een soort van klanken genoteerd. Heeft een voorzet gegeven waarop de tijd reageren en improviseren. Daar hoort geen beeld bij, geen afbeelding. De visuele partituur is het beeld, het kunstwerk. Water in de vorm van regen vervormd het schrift, de wind als kalme bries geeft een richting aan de emotie. De partituur is een manier om een muzikale compositie te noteren en te communiceren. Op papier lijkt de muziek abstract, maar zodra de noten tonen krijgen komt datgene wat de componist voor ogen en in oren had tot realisatie.

“Toen de beeldende kunst aan het begin van de 20ste eeuw zich begon te verwijderen van de figuratie kreeg zij iets gemeen met de muziek: abstractie”, schrijft Frie Jacobs in de uitgave ‘Tracing Stillness’ wanneer hij kort ingaat op het ontstaan van de visuele partituur. Met het zelf noteren van de stilte balanceert de kunstenaar op het snijpunt van natuur, poëzie, muziek en beeldende kunst. “Ik begrijp elk kunstwerk – of het nu een tekening, schilderij of visuele partituur is – als een poëtische bron voor de toeschouwer.” Zijn partituren ontstaan als beeldend werk, waar in eerste instantie geen geluid aan te pas komt. Te lezen als een ode aan de verbeelding, want dat heeft de uitvoerder van het werk nodig: verbeeldingskracht. “Ik maak geen muziek, ik maak beelden”, zegt hij. De beelden ontstaan uit de stilte en het observeren van de natuur. Het zijn briesjes van verbeelding. De uitvoering heeft geen voorbereiding nodig, het kan a prima vista klinken. “Al mijn partituren worden geboren uit stilte.”


Jurjen K. VanderHoek


Tracing stillness, visuele partituren. Frie J. Jacobs. Uitgave Foundation F, 2024

Frie J. Jacobs – On the musical, 

poetic power of an Image



‘Ein baum-

hoher Gedanke 

greift sich den Lichtton: es sind 

noch Lieder zu singen jenseits 

er Menschen.’ 


Paul Celan, Fadensonnen in Atemwende





A tree-

exalted thought

grips the tone of light: there are

still songs to be sung other than those

of humanity.


Paul Celan, Thread Suns in ‘Turning of our Breath’ 


Translated by Samuel Zinner

‘Poetry is perhaps this: an Atemwende, a turning of our breath. Who knows,
perhaps poetry goes its way - the way of art - for the sake of just such
turn’, the Romanian-born poet Paul Celan, who drowned himself in the Seine in 1970, wrote. I have chosen to start my contribution on the work of the artist Frie J. Jacobs with a few verses of this German-language poet as Frie J. Jacobs’s entire body of work can be summarised as a subtle ‘Turning of our Breath’. He famously said that ‘Art is like Breathing. Almost nobody, barring asthma patients, is aware of its complexity.’ Something that has become more relevant, important and universal than ever in light of the current pandemic: breath and everything that man breathes on. The breath of life. Art, the artwork is born.



Nature and everything that embodies or comprises it, embraces it, the four primal elements, namely water, fire, earth and air, but also (and always) music, are important themes in this artist’s oeuvre, who creates works with fire as well as ‘score works’. In them and with them, he captures the fragility, the essence of our existence.

The wind seems to blow through his visual work, poppy seeds and stamens improvise on paper, the artist’s hand composes movements, that mimic the ebb and flow of night and day, dream and reality, visual music, voices, and original variations on this theme, of fire that he has visualised, in a score, a subtle burning poetic of and for the image. With titles that always seem to hint at the unspeakable and the intangible: Verdwenen Aarde (Disappeared Earth), Opera voor boterbloemen (Opera for buttercups), Sonatina for Amy, The Countenance of Soul, Etude on how to find a sparkle, etcetera etcetera.

‘The simplest and most natural, the fairest and the noblest Custom is certainly the least disfigurement of Nature’, Wagner wrote in his The Artwork of the Future from 1849 in which he laid the foundation for the Gesamtkunstwerk (a term coined by Wagner, just like music drama, and which would be associated with his name for posterity (a term that also suits Frie J. Jacobs who has studied music, theatre and visual arts at the Royal Academy of Arts Antwerp to a tee. An artist whose visual work is so associative that the image, music and the word – whether spoken or not – in it combine to create a logical symbiosis). Wagner also reflected at length on the various art forms that influence and cross-fertilise each other. The old is judged on its merits and used to give brea(d)th to innovations and evolutions. The creation of something new also guarantees a spirit that remains alert and receptive. 

In line with Wagner’s vision, which states that the artwork is created from life, and thus nature itself, Frie J. Jacobs creates unique images with materials that he borrows from nature and the elements that spring forth from this nature. He treats these tremendously fragile and often transient materials with the greatest circumspection, conferring the breath and aura of immortality and thus infinity on them. The ephemeral and the eternal embrace. The timeless likewise. Everything is unique, just like in nature. Nothing is copied or reproduced. The act of creation resembles an unknown (for now) journey on paper, on the canvas, which occurs, proceeds and is completed en route. Nothing is set in stone. The organic, flowing lines, which possess their own inner sound, strike us like improvisations, with the seeds, the stamens, the movements that a moth generates… Fighting the weather - Frie J. Jacobs often creates his works in the outdoors, even on cold, winter days. 

Some of these works seem to have been created with a dancing hand, a singing thought, a moving voice (something to which his work The Hermit’s dance seems to literally allude to). As if a breeze or a singing voice has briefly touched and made them move. The seeds reveal the thought process, the motions of the artist’s hand as it creates. They are misted with glue, then varnished and fixated to enter the open realm of endlessness.

As such the scores are transformed into images, the images become scores and music, visual music, music that is captured in images.

 

 

Besides using pine, hawthorn, dog rose, parsnip and fennel seeds in combination with resin and beeswax, Frie J. Jacobs also paints and draws with fire, an element that bears various meanings and associations. We all know that Prometheus defied the gods by stealing fire in heaven and giving it to humanity. Zeus bound him to a rock in the Caucasus as punishment, where an eagle was sent to eat his liver. But fire is associated with many other things. Thanks to their inner fire, people can think and dream. Heraclitus believed that fire begets earth and earth begets water and air, and vice versa. Panta Rhei. The sun, the eternally burning fire and light, ensures that life continues without pollution.

 

Frie J. Jacobs’s fire works are neither red, nor yellow. Interestingly enough, they are executed in tonalities of black and white, sometimes in a blackish-brown colour. The flame seems invisible, it leaves no trace. His tenuous, delicate, subtle landscape works even resemble drawings, when seen from a distance. Light and dark interact, with white sections on the canvas or on the paper, each suggesting just as much and each being equal to what has been represented with the fire. The various layers create a layeredness and multiple meanings. A stillness. This is also apparent in such titles as Evaporating light, There is no meaning in the wind, What the wind tells.
This work transcends contemplation and silence. It is everything that permeates silence and is concealed beyond it. As if Frie J. Jacobs has created a contemporary niche for silence, for stillness, that contains the time in which the work was produced, the underlying idea, without it being compulsively or explicitly revealed, without being ostentative. It thus hints, in an intuitive, process-based way (in line with the concept of Process art) at something that is universal and unspeakable but always present.

‍ ‘I am not afraid of beauty, unlike most artists today. The pollen, the milk, the beeswax, they have a beauty that is incredible, that is beyond the imagination’, said the German artist Wolfgang Laib (b. 1950). In a sense, this also applies to Frie J. Jacobs and his entire oeuvre. One single seed brings forth a complete artistic, affective and inner ‘system’ of signs, lines and works, like one extended breath, with one work generating another to create the oeuvre, that is so beautifully presented in this publication.

Beauty is an endless cycle. Something that the poet and thinker Paul Valéry knew all too well, as evidenced in his famous Cahiers.

Inge Braeckman, 2022

Naturalness as a logical, associative form

The flame as the mark of the hand

“UNFINISHED”, een expo vol harmonieuze contrasten tussen Paul Gees en Frie Jacobs

Posted By Marleen Scevenels


In Zoersel in de Antwerpse Kempen loopt tot 23 april de expo “UNFINISHED” met twee kunstenaars die hun strepen allang verdiend hebben. Op het eerste zicht zijn zij elkaars tegengestelden: de stoere werken van Paul Gees contrasteren met de etherische werken van Frie Jacobs. Densiteit dialogeert met luchtigheid. Staal, steen en hout nemen het op tegen meeldraden, bloemzaadjes, vuur en wind… Controle versus toeval. Spanning tegenover vrolijke vrijheid.

De werken van Paul Gees tarten de wetten van de zwaartekracht. Als een demiurg houdt hij diverse materialen overeind in een wankel evenwicht. Staal zorgt voor stevigheid, steen voor gewicht. Het hout wordt uitgedaagd op zijn buigzaamheid. Er gaat van de werken tegelijkertijd robuustheid én kwetsbaarheid uit. Hoever kan je gaan? Wanneer wordt de spanning te groot? Wanneer is het evenwicht verstoord? Als toeschouwer wordt je meedogenloos en machteloos opgezogen in het opgeroepen spanningsveld…

In de monumentaliteit van de werken herken je meteen de liefde van de kunstenaar voor het vocabularium van de architect en de architectuur. Een architectuur die geen utilitair doel heeft, maar op een esthetische manier de grenzen van het haalbare aftast.

De keuze van de media verraadt echter zijn betrachting: de grenzen zijn uiteindelijk berekenbaar.

Eens je met vuur en wind aan de slag gaat, zoals Frie Jacobs doet op zijn canvassen, laat je berekeningen los en geef je je over aan de onvoorspelbaarheid van de elementen. Het is het vuur en de roetafzetting die vrij spel krijgen en een landschap van licht en donker creëren.

Hier is geen architect aan het werk, maar de sjamaan-poëet-musicus die met de natuurelementen danst en hiermee een nieuwe poëtische en muzikale taal creëert. Een taal die door gelijkgestemden kan worden gelezen en begrepen. Zo werd de visuele muziekpartituur van “Cradle us to life” die door vuur, wind en houtskool tot stand kwam, door Geertje Vangenechten op onnavolgbare wijze verklankt. Zowel de partituur als het ingezongen werk zijn op de tentoonstelling te zien en te beluisteren.

Frie Jacobs beperkt zich evenwel niet tot houtskool, vuur en wind. Ook regen, meeldraden, papaverzaadjes, boterbloemen, kersenbloesems en geitenbaard (Aruncus dioicus) worden verrassende kunstwerken en krijgen titels die doen dromen, als Symphony for the dancing goat of I never held a cloud in my hands,… Het is weinig kunstenaars gegeven om zoals Frie Jacobs subtiel te balanceren op het snijpunt van natuur, poëzie, muziek en beeldende kunst.

Die ogenschijnlijke tegenstellingen tussen de twee kunstenaars verdwijnen bij nader toezien. Ze zitten op de gemeenschappelijke golflengte van de natuur en de causale wetten van de fysica. Zowel de meeldraad als de boomstam is onderhevig aan de zwaartekracht. Hoewel de ene groot en monumentaal werkt en de andere klein en subtiel, blijft de insteek dezelfde. Er wordt niet gewerkt vanuit mentale concepten, maar vanuit tastbare en minder tastbare natuurlijke elementen, gaande van de harde steen tot de ongrijpbare wind, van het buigzame hout tot het verslindende vuur. Samen bestrijken ze het hele spectrum van wat er in de natuur te vinden is en vertalen dat ieder op hun eigen specifieke manier.


Online artikel in The Art Couch 13/04/23

De gebrande verstilling in het werk
van Frie J. Jacobs

Net zoals de natuur zich ieder jaar en elk seizoen vernieuwt, zo vindt kunstenaar Frie J.Jacobs zichzelf telkens opnieuw uit. Deze kenschets van de kunstige duizendpoot tref ik ergens op internet aan. Ik zet een zoekmachine op zijn naam. Ik ontving namelijk op mijn verzoek van hem een boek om te beschouwen: Stiltenisse. Zijn kunst spreekt mij aan. Maar hem ken ik niet. Nu is het niet echt belangrijk om de mens achter de kunst te kennen, want het werk heeft genoeg kracht om autonoom zichzelf uit te leggen. Het verhaal achter de kunst is over het algemeen ballast, die een inleving en de beleving in de weg kunnen staan.

Toch wilde ik graag de mens kennen. Ook al omdat hij een onorthodoxe manier van werken heeft. Hoe komen zijn werken tot stand. Wat is het mysterie. Ook dat behoef je niet te weten om de kunst op waarde te beschouwen. Je hoeft de lagen niet te ontrafelen om het resultaat te doorgronden. Toch wekte het mijn interesse.

‍ 

In zijn kunst herken ik een overeenkomst met die andere Belgische kunstenaar, namelijk Yves Beaumont. Ook hij laat door het landschap een meditatieve stilte zinderen in de dromerige atmosfeer. Eens schreef ik over zijn werk: “Door de ogen toe te knijpen om het beeld te bevatten wordt die stemming tot realiteit. Sluit je de blik af dan blijft het beeld naklinken achter de oogleden. De indruk blijft op het netvlies staan, omdat de schildering eenvoud is en daardoor onder de aandacht blijft. Na de eerste scheppingsdag waart er rust over de wateren, zweeft de geest naar de einder.” Bijna kan ik deze woorden één op één leggen op het werk van Jacobs, want ik merk die sfeer in het mij van hem voorliggende werk. Maar Jacobs gaat verder. Hij blijft niet hangen in het landschap, maar stijgt boven de atmosfeer uit.

Zijn website geeft aan dat hij een interdisciplinair kunstenaar is. Hij schildert, tekent, maakt driedimensionale en digitale werken, in-situ interventies, visuele partituren, handgemaakte kunstenaarsboeken en soundscapes voor video’s. Daarvoor gebruikt hij vrijwel alles wat in de natuur voorkomt en aan hem voorhanden is. Maar werkt ook met de traditionele schildermaterie acryl en olieverf. En bedient zich daarnaast van fotografie en video. Hij is kortom van veel (kunst)markten thuis.

‍ 

Frie Jacobs werkt dus in verschillende disciplines met materialen rechtstreeks uit de natuur. Hij gebruikt zaden van planten en bomen. Hij gebruikt hars en bijenwas, gedroogde bloemen. Hij ontwikkelt daar nieuwe beeldtechnieken van om er onder meer beeldpoëzie of eigenlijk muzikale kunst mee te maken. Op niet aangegeven notenbalken legt hij zaden en takjes uit en maakt aldus een partituur voor even welk instrument. Een etude, een suite of een symfonie. Het klinkt mij als muziek in de ogen. De composities zetten zich op tussen de regels door. Ook wel verwaaien de noten als tonen in de wind. Of branden de maten zich aan tertsen en in vierkwarten. Het is een dartel geheel zonder mollen, met enkel kruisen. Een poëtische vertelling in beeld. Een dans van kersensap. Geroeste regendruppels. Jacobs wendt iedere bruikbare materie aan om kunst te maken.

Doctor in de musicologie en artistiek coördinator Jelle Dierickx heeft zich door de kunstzinnige muzieknotaties van Jacobs laten inspireren tot een poëtische sculptuur met dichterlijke vrijheid. Rond oude dansen heeft hij zijn interpretatie van de visuele muziek opgebouwd. In de ‘Suite voor Vuur, Wind en Houtskool’ bezingt hij de aanschouwelijke bladmuziek. Zijn gedicht is opgenomen in het boek ‘Stiltenisse’. Het voorwoord op de beeltenissen is geschreven door dichter/schrijver Inge Braeckman. Zij leidt mij naar de diepere betekenissen van de navolgende composities in een verhelderend essay.

‍ 

Verstild raken de composities gemaakt met vuur en wind, maar ook wel met houtskool op doek. Zelden gebruikt een kunstenaar zo bewust natuurlijke elementen om kunstwerken te maken. Ook hanteert Jacobs nog de andere grondstoffen, aarde en water, om het kwartet compleet te maken in zijn hogere kunst en diepzinnig spel. Ik stel me zo voor dat wanneer de vlammen zich over het doek bewegen Jacobs er met zijn adem een lichte bries door laat gaan. Zodat het vuur oplaait en zich daarna weer neer geeft. Niet zo'n harde wind dat het vuur dooft, maar een zachte ademtocht die de vlam over de compositie stuurt. De wereldse bouwsteen tekent een landschappelijke figuratie. Want dat is wat ik zie, een gedacht landschap. Op de aarde, maar ook in de hemel daarboven. Veel en vaak loopt Jacobs als het ware met zijn hoofd in de wolken om de hemelse sfeer te raken.

Vooral wanneer hij dat landschappelijke beeld loslaat en er bovenuit stijgt. Door de wolken zweeft, het hier en nu verlaat, beweegt de emotie met hem mee. Hij ruikt de wolken, maar kan de ijle lucht niet vasthouden. De wind blaast hem verhalen in. Hij zoekt het licht en vindt de schaduw. De composities zijn rustgevend, welhaast meditatief. Bij een muziekcompositie sluit je de ogen om de glans ervan te ervaren. Dit werkt hier net andersom, want met de ogen dicht kun je het werk niet ondervinden. Maar toch, sluit je ze wel, dan echoot het werk achter de oogleden en weerklinkt in gedachten. Het beeld etst zich op het gezichtsveld, nadat je de ogen de kost hebt gegeven. Het beeld verandert niet, want het is al een gedachte, het is al een schim van wat het in werkelijkheid is.

‍ 

Naast deze sfeerbeelden laat Frie J. Jacobs in zijn boek “Stiltenisse” mij ook nog de techniek van druipend vuur en het werken met maanzaad op papier zien. Het laatste is een statisch geheel, een stilstaand beeld, terwijl het eerste volop in beweging is, even dynamisch als het beeldmerk van de muzikale poëzie. Een subtiele uitwerking in natuurlijke materialen. Van zijn andere disciplines vind ik in het boek niets terug, maar deze reproducties zeggen mij al genoeg over hoe Jacobs in het leven en de kunst staat. Op zijn website ontdek ik meer, dit platform leent zich beter voor bijvoorbeeld video. In de fotografie zie ik eenzelfde zoektocht naar het mysterie tussen hemel en aarde, licht en schaduw, ijle lucht en adembenemende nevel. Ook lees ik zijn poëzie, die een nadere beschouwing verdient.

‍ 

 

 

Stiltenisse. Een niet bestaand woord, dacht ik. Misschien geplukt uit de mooie taal van onze zuiderburen, vanuit het Nederlandse taalgebied gezien. Een stilte die beleeft wordt in afzondering, de heremiet in zijn cel, zijn nis. Kijkt uit over de velden, richt zijn blik op de hemel en gaat meditatief in gebed. Maar niets daarvan. Het woord vindt ik terug in de “Kleine filosofie van de Stilte” van de Vlaamse cultuurfilosoof Antoon van den Braembussche. Hij schrijft: “Er waren ooit in het Nederlands prachtige woorden voor stilte die verloren zijn gegaan. Een woord als stiltenisse bijvoorbeeld, dat een herinnering oproept aan beeltenis, vroeger ook beeltenisse genoemd. De stilte verschijnt hier als een beeld, een sculptuur, de stilte van het onverhulde, dat tegelijk aanwezig en onzichtbaar is.” Die sfeer die ik las in één van Van den Braembussche’s boek ‘Tekens van het onzichtbare’ merk ik op in het werk van Frie Jacobs. Eenzelfde diepe gedachte. Een overpeinzing van het leven om deze filosofisch te benaderen. De beelden van ‘Stiltenisse’ zijn bedachtzaam. Kalm en wijs.

Stiltenisse. Frie J. Jacobs. Uitgave Foundation F, 2022

Uit: KUNST-stukjes, Jurjen K. VanderHoek

Kunstletters, January 2021

H ART #127, 5 June 2014

Lapiz, review by David Ulrichs, October 2005

GvA, review by Filip Marsboom, May 1994

Het Laatste Nieuws, review by Bo Mandeville, July 1992

   

^